De troonrede bewijst: passief taalgebruik is laf taalgebruik
De troonrede is de jaarlijkse scheet in de lift van de leesbaarheid. Maar nee, ik ga niet de tien meest lelijke zinnen aanwijzen uit dit veel te lange stuk tekst. Te gemakkelijk. Liever maak ik een punt dat in mijn ogen veel belangrijker is. De woorden van koning Willem-Alexander zijn namelijk hét bewijs dat passief taalgebruik, laf taalgebruik is. Want over wie heeft de koning het nu eigenlijk?
Verwijs de volgende keer als je een tekst vol ‘ge-tjes’ (voltooid deelwoorden) en ‘worden’ leest en het gevoel hebt dat het allemaal nogal vaag blijft, maar eens naar de troonrede. Een passieve zin zoals de koning die veel gebruikt, verbergt iets, namelijk het echte onderwerp van de zin. In zijn magnifieke Story Craft geeft Jack Hart een mega simpel voorbeeld van dit soort passief taalgebruik:
“De patiënt wordt geopereerd”
“De dokter opereert de patiënt”
Die tweede zin is beter. Hij bevat méér info, in bijna hetzelfde aantal tekens, omdat de dokter de spotlight krijgt. In de eerste zin ligt er een arme ziel op een operatietafel niks te doen. In de tweede óók, maar er doet iemand iets. Dat leest fijner in dit korte, contextloze voorbeeld. In een verhaal geeft actief taalgebruik snelheid en actie. In dondersaaie toespraken, zoals die van de koning, geeft concreet, actief taalgebruik ook duiding aan een veel te vaag verhaal. Maar er zijn nog meer redenen om passief en wollig taalgebruik te vermijden. In dit artikel legt Frankwatching-redacteur Sanne Bekkema uit waarom.
Bij de troonrede is de keuze voor passief taalgebruik vaak ook bewust. Luister je goed naar de tekst, dan hoor je hoe de tekst die koning Willem-Alexander opleest weigert verantwoordelijkheid toe te wijzen.
Politie, politici of een eiergooier?
“We zeggen op 4 en 5 mei heel gemakkelijk dat de waarden van vrijheid en democratie niet vanzelfsprekend zijn en dat ze actief onderhouden moeten worden en doorgegeven. Nu worden we geconfronteerd met de vraag: wat hebben we daar dan concreet voor over – moreel én materieel?”
Dit is een directe quote, en die roept vragen op. Wie moeten er volgens de Koning de ‘waarden van vrijheid en democratie’ onderhouden en doorgeven? De politiek? De mensen zelf? Wat wil hij precies dat er gebeurt, als de volgende keer een FVD’er op een podium voor een klein publiek staat te wauwelen? Ziet hij hierin een rol voor de politie, voor politici of voor een eiergooier uit het publiek? Het is totaal niet duidelijk. Beetje lafjes.
En wie of wat confronteert ons eigenlijk met de vraag wat we over hebben voor vrijheid en democratie? Ook dat kun je, of moet je, door het passieve taalgebruik in de speech van Willem-Alexander zelf maar invullen. Is dat Poetin? Zijn dat extreemrechtse groeperingen? De woke-cultuur, wat dat dan ook precies is? De speechschrijver van de koning laat je zelf conclusies trekken. Dat is angstig, ontwijkend gedrag op het moment dat het volk wat hoop, duidelijkheid en inspiratie zoekt.
Geld voor een trui
“Maar zelfs daarmee kunnen niet alle prijsstijgingen voor iedereen volledig worden gecompenseerd.”
Deze zin komt in de troonrede net na de aankondiging van de sappige 18 miljard euro die de lage- en middeninkomens moeten gaan helpen (waarvoor dank). Maar ook deze zin laat veel ruimte voor eigen interpretatie. Mogelijke spelers die de prijsstijgingen kunnen compenseren (hoe istie, Shell?) blijven in de coulissen. De koning doet alsof in deze context het kabinet de enige speler van betekenis is. Ofwel: “Beste mensen, we hebben alles geprobeerd en komen jullie tegemoet. Hier is wat geld voor een trui, want beter dan dit gaat het niet worden.”
Maar de koning zegt daarmee vooral een heleboel niet. Hij heeft het niet over de rol die voor bedrijven met gigawinsten en torenhoge marges is weggelegd. Te veel blijft onuitgesproken. Ook dit maakt het laf en passief taalgebruik.
Een stuk verderop nog een voorbeeld:
“De Nederlandse gasopslagen zijn goed bevoorraad en worden nog verder gevuld.”
Vertaling: “Er zijn bedrijven die gas opslaan alsof het om wc-papier in maart 2020 gaat. Die bedrijven noem ik liever niet, omdat die al akelig vaak in het nieuws zijn, maar toch een dikke vinger in de Nederlandse pap hebben.”
Taalgebruik als een baard
Maar, Koning Willem-Alexander kan het wel. Over de CO2-problematiek zegt hij in de troonrede:
“Industrie, mobiliteitssector én landbouw moeten de uitstoot naar beneden brengen. Het doel is natuurherstel, een vitaal platteland en een goede toekomst voor de Nederlandse boeren.”
Was hij (nog) angstiger uitgevallen, dan had hij hier kunnen kiezen voor: “De uitstoot moet naar beneden worden gebracht.” Dat deed hij niet – hij trotseert in dit stuk lobby’s van Tata-steel, de ondersteboven gehangen vlaggen en rode Bloods-zakdoeken die mensen aan hun auto hangen. Willem-Alexander zegt dat de fabrieken en boeren niet aan hun plicht tot verduurzaming ontkomen. Dit is taalgebruik als een baard: het staat de koning goed.
Het saaie, moeilijke taalgebruik van de troonrede is al jarenlang een punt van discussie. Elke vakpublicatie publiceert er de komende dagen ongetwijfeld een blogje over. Maar misschien zijn de problemen van de troonrede niet het jargon en de te lange zinnen. Misschien is het probleem dat mensen naar dit alles luisteren en zich vervolgens terecht afvragen: “maar over wie heeft de koning het nu?!”