Meer over Virtueel bouwen – Digitaal verbinden

In Media Plaza vond gisteren, 10 november 2008, het brancheseminar ‘Virtueel bouwen – Digitaal verbinden’ plaats. In dit achtergrondartikel belichten we de presentaties van enkele sprekers uit de bouwbranche en doen we verslag van de paneldiscussie.

Bouwend Nederland: Virtueel Bouwen, urgent en cruciaal

Arjan van Wingerden van Bouwend Nederland opent zijn presentatie met de constatering dat 6 tot 9 miljard faalkosten niet normaal is. Hij schetst de nooodzaak tot verandering en een aantal voorwaarden dat daarbij nodig is.

Virtueel bouwen levert tijdwinst en rendement op, is relevant voor alle bouwpartijen en opdrachtgevers en ontwikkelt zich snel. Mis daarom de boot niet!

TNO: Complexe, gefragmenteerde bouwketen

Léon van Berlo van TNO toont een model waaruit blijkt dat de bouwketen complex en gefragmenteerd is.

BNA: Met BIM meer grip op je ontwerp

Alexander Pastoors van Bond van Nederlandse Architecten ziet als belangrijkste uitdaging dat je met BIM, het Bouw Informatie Model, meer grip krijgt op je ontwerp. Dat vertaalt zich in een drietal speerpunten.

Hogeschool Utrecht: Meer samenwerking tussen onderwijs en bouwbranche

Marcel de Jong, docent aan de Hogeschool Utrecht, stelt: “BIM kun je niet kopen, het is niet op de markt”. Jammer misschien wel, dat maakt het lastig. Alle losse onderdelen kun je kopen en krijgen, maar je kunt het geheel zo moeilijk overzien. Voor studenten is het moeilijk om 3D toe te passen, omdat ze bouwtechnische kennis ontberen. In de bouw is het net andersom, bouwtechnische kennis is daar uiteraard genoeg aanwezig, maar verstand van ICT is daar weer minder. Dus samenwerking zou wat hem betreft ideaal zijn.

Ook Dik Spekkink van ONRI en Remco van der Linden van Uneto-VNI kwam kort even aan het woord.

Debat Virtueel bouwen – digitaal verbinden

Het debat van vandaag wordt geleid door Irwin Kraal, hoofdredacteur van Cobouw. Hij begint met het feit dat Nederland een nieuw werkwoord heeft: ‘Bimmen’. Kort door de bocht staat dit eigenlijk voor samenwerken. Maar moeten we nu ieder voor zich beginnen of meer als groep, is de vraag waarmee Kraal het debat start. Remco van der Linden van Uneto-VNI heeft een stellig antwoord. “Je moet niet wachten tot je meer mensen kan vinden die mee doen. Je moet gewoon gaan beginnen.”

Alexander Pastoors van BNA is het hier mee eens. Wel moet je een doel voor ogen hebben namelijk ‘Een beter gebouw neerzetten dan vroeger!’ en daar zijn we naar  onderweg. De BNA is met een aantal concrete acties bezig om om vooral de voordelen van integraal bouwen onder de aandacht te brengen. De positieve zaken dus van het inzetten van BIM.

Moet Bouwend Nederland eigenlijk bij het inzetten van BIM niet het voortouw nemen vraagt Kraal. Arjan van Wingerden van Bouwend Nederland zegt dat men al heel veel doet. Maar dan wel voor de kolom ‘Bouw’. Er is gestart met een programma om de diverse bloedgroepen binnen Bouwend Nederland allerlei relevante zaken aan te bieden. Integratie en afstemming tussen alle partijen (en niet alleen bouw) is hiervoor erg belangrijk. Want alleen dan kun je alle betrokken partijen samen laten werken. Van der Linden wil hierop graag nog en kleine toevoeging geven. Het is van belang dat juist de ondernemers zich betrokken voelen. Bij nieuwe dingen heb je te maken met een kopgroep, maar juist de 80% die achterblijft moet je proberen te stimuleren.

Kraal vraagt zich af waarom de standaardisatie nog niet geheel af is. Als iedereen er over praat, dan zal hij toch een keer af moeten zijn. Bauke de Vries geeft aan dat de standaard nooit volledig af zal zijn, hij is echter voldoende rijp om er mee te beginnen. Alleen ermee werken zal bewijzen of de standaard doet wat hij zou moeten doen.

Léon van Berlo geeft aan de indruk gewekt wordt dat er één standaard is. Dat is echter niet zo. TNO vindt dat als je gaat standaardiseren, het een open standaard moet zijn.  Alleen zo kun je blijven werken aan verbetering!

Dik Spekkink van ONRI geeft aan dat er wel 5 standaarden zijn. Standaarden op diverse niveaus. Vandaag wordt er vooral gesproken over de informatiestandaard.

Maar beter samenwerken zit hem vooral in het spreken van dezelfde taal. Alleen dan kun je met meerdere partijen werken in de bouw. Iedereen kan hiermee aan de slag! En dit kan dus nu beter ondersteund worden door de informatiestandaard.

Welke rol heeft het onderwijs hierbij vraagt Irwin Kraal. In het onderwijs wordt er vooral gekeken welke pakketten er zijn en op welke wijze je die in de praktijk kunt gebruiken, zegt Marcel de Jong van de Hogeschool Utrecht. Dus er moet meer gekeken worden op welke manier de huidige programma’s meer en beter met elkaar zouden kunnen communiceren. Zodat je volgtijdelijk de programma’s in kunt zetten en sneller kan werken dan in in de huidige wereld. Uit de zaal komt de aanvulling dat het dan voornamelijk om het uitvoeringsstadium gaat. In de ontwerpfase gaat het wel veelal goed.

Kraal vindt het wel verontrustend dat er geen strakke regie vanuit de branche wordt genomen. Van Wingerden geeft aan dat hier echt ook een andere manier van samenwerking voor nodig is. En niet de huidige manier van opdrachtgeven. Als dit structureel aangepakt zou worden, dan kun je ook meer regie erover voeren.

Zou het dan bij de aanbesteding opgenomen moeten worden, vraagt Kraal. Spekking wil toch een voorbeeld geven vanuit de aannemersvisie. Hij haalt Structon aan. Dit bedrijf loopt veel risico omdat ze projecten aan gaan voor 25 jaar. Dus willen ze de informatie via BIM vastleggen, zodat je niet in de toekomst tegen bijzonderheden aanloopt. Voor Structon is dat zo belangrijk, dat ze het gewoon afdwingen. Doe je mee, dan moet je meedoen met BIM! In de GBW-sector zal het wat sneller kunnen gaan omdat je hier met een aantal grote partijen te maken hebt, maar in de burger-utiliteitsbouw zal dit een stuk moeilijker gaan.

Uit de zaal komt een reactie van iemand van de Universiteit Eindhoven. In Engeland hebben ze gekeken naar de wijze waarop ze studenten les geven. Hij geeft aan dat daar de overheid heeft afgedwongen om dit vanuit de bouwwereld vorm te geven. Vanuit die visie wil je dus graag de studenten een bepaalde werkwijze meegeven. Want als je het bij de bron al goed doet, dan heb je daar later plezier van. Hier is duidelijk gekeken naar de winst voor de toekomst. Wat is bij BIM de ‘What’s in it for me?’-reden?

Pastoors geeft aan dat de winst vooral zit in de bouwwereld. Daarna komt de winst door bij de opdrachtgevers en de bouwpartij. Je kan namelijk een betere onderhandelingspositie en adviseursfunctie naar de opdrachtgever hebben als je weet hoe er integraal gebouwd wordt. Het inzetten van de meeste nieuwe contractvormen zal niet bijdragen aan de vernieuwing, het afdwingen via contracten zal niet de enige reden zijn. Je moet zelf zien dat je er winst uit kunt halen, dan pas zal het volledig geaccepteerd worden.

Van der Linden geeft aan dat je er toch van overtuigd moet zijn dat je geen goed gebouw kunt ontwerpen als je niet kijkt naar het geheel kijkt, inclusief installaties. Daarvoor moet je op een andere manier met elkaar omgaan. Integraal bouwen is hierbij de methodiek en BIM is eigenlijk een middel. Dus moet je eerst een cultuurverandering doormaken. De modellen en de software laten je daarbij echter nog wel eens in de steek. Daar zou nog wel synergie gehaald kunnen worden.

Uit de zaal komt een nieuw statement. Er wordt altijd gesproken over faalkosten. Maar eigenlijk moet je het hebben over faalkansen. De kosten van het falen zijn in de bouwsom inbegrepen. Iedereen verdient een % van de bouwsom. Dus zal het opheffen van de faalkosten een verlies voor iedereen betekenen en dat zal dus niet gaan gebeuren. Hierop volgt een klein applaus en Kraal vraagt of iedereen het hier mee eens is.

Pastoors is het hier niet mee eens. Want als je als ontwerper beter weet wat je gebouw gaat kosten, dan weet je ook beter waar je je geld in stopt. En je krijgt dan ook een beter gebouw. En daarmee ga je niet minder geld uitgeven, maar ga je je geld in betere kwaliteit steken.

Iemand van Dura Vermeer Bouw uit de zaal, geeft aan dat de toeleveranciers in het hele verhaal vergeten worden, terwijl zij wel voor 50% tot 65% van de bouwkosten verantwoordelijk zijn. Een (andere) toeleverancier uit de zaal geeft een reactie en is het hiermee eens. Als toeleverancier hebben ze vaak al te maken met verschillende eisen voor aanlevering, dus zouden ze graag betrokken zijn. Alleen dan kunnen ze de kennis die ze hebben ook zo optimaal mogelijk inzetten.

Van der Linden heeft al positieve ervaringen met het aan tafel zitten van een aantal toeleveranciers. Het werkt écht. Maar er zijn er nog wel die niet zo makkelijk hun kennis willen delen. Dus voor sommige betekent het nog wel cultuurverandering!

Hebben we dan niet te maken met versnippering, vraagt Kraal. Spekking geeft aan dat de IFD-productinformatie aan het bouwmodel moet worden toegevoegd. Dat zou het makkelijker maken om e.e.a. in te voeren. De Vries geeft aan dat versnippering niet altijd erg is. Soms moet je stukken uiteenhakken om ze daarna weer bij elkaar te voegen. Het tempo van de diverse branches zal daarbij verschillend zijn en dat moet je vooral zo laten.

Van Berlo vraagt zich af waarom naast de toeleveranciers de software-mensen niet op het podium zitten. Want als de software mee werkt, dan wordt het BIM ook veel beter ondersteund. De reactie van een software-producent, die diverse pakketten maakt, is dat het hem opvalt is dat er wel gesproken wordt over standaarden die ‘open’ zouden moeten zijn, maar dat de huidige informatiebronnen dusdanig dicht zitten dat het moeilijk is om iets ‘open’ te maken. Pas als er zaken vrij komen, dan kunnen de producenten aan de slag met ‘open’ software.

Dan volgen nog een paar vragen vanuit de zaal. De eerste is ‘Waarom wordt de visie-systematiek volgens Crow niet gebruikt in de bouw’. Bauke de Vries geeft dat de visie-systematiek wel degelijk wordt gebruikt vooral door verschillende gemeenten. Bijvoorbeeld Rotterdam is hier een groot gebruiker van. Als ‘visie’ wordt ingeschoven in IDM, dan zal visie ook heel simpel internationaal doorgevoerd kunnen worden. Het is een proces van jaren, maar het wordt dan zeker internationaal doorontwikkeld.

Dan nog een laatste vraag aan Van Berlo: ‘Is het geen utopie om te denken dat iedereen zo mee gaat doen met deze wijze van werken’. Roze bril is een technologie om 3D naar de bouw mee te krijgen, terwijl bepaalde onderdelen gewoon een 2D-tekening nodig hebben. Dus het is inderdaad een utopie dat iedereen tegelijk gaat, maar we moeten wel één voor één hieraan gaan werken.

Spekkink heeft een mooie afsluiting. Hij geeft aan dat het een utopie is om te denken dat je er niet aan hoeft te beginnen. Je moet er gewoon mee aan de slag, tegen grenzen aanlopen en dan stappen maken. Dus moet je klein beginnen en dan zal het zich langzaam als een olievlek verspreiden en zal uiteindelijk iedereen ermee bezig zijn.

Een reportage van Lia Vieveen en Frank Janssen voor Frankwatching. Zie ook het hoofdartikel.

Virtueel Bouwen – Digitaal Verbinden is het brancheseminar voor de bouw overover de impact van digitale bouwmodellen op bedrijven, de branche en het effect ervan op de onderlinge samenwerkingsrelaties. Het seminar werd georganiseerd door Syntens en Media Plaza in het kader van het Nederland Digitaal in Verbinding (NDiV) project. Het Ministerie van Ecomnomische Zaken is initiatiefnemer en financier van NDiV.