Als technologie ons polariseert, kan het ons ook verbinden

Als je de krantenkoppen en praatprogramma’s volgt word je er moedeloos van: Nederland polariseert verder en de verdeeldheid in de samenleving is ongekend. Van klimaatverandering en vaccinaties tot het asielbeleid, Nederlanders staan lijnrecht tegenover elkaar en de meningsverschillen nemen alsmaar verder toe. In veel gevallen wordt hierbij met een verwijtende vinger naar social media gewezen. Niet onterecht natuurlijk.
Door het verdienmodel van Big Tech wordt onze aandacht verkocht aan de hoogste bieder. Opruiende content werkt nu eenmaal beter om onze aandacht vast te houden dan genuanceerde berichtgeving. Toch ben ik ervan overtuigd dat technologie een ontwerpvraagstuk is: als we het kunnen ontwerpen om te polariseren, dan kunnen we het ook ontwerpen om te verbinden. In mijn boek ‘Alive and Clicking – Er is hoop voor de democratie’ (affiliate) ging ik op onderzoek uit.
Polarisatie onder de loep
Voordat we mogelijke oplossingen kunnen bespreken, moeten we eerst het probleem beter analyseren. Want de claim dat we alsmaar verder polariseren, gaat vaak niet gepaard met een wetenschappelijke onderbouwing.
Uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt inderdaad dat 75 procent van de Nederlanders zich zorgen maakt over polarisatie en vindt dat de meningsverschillen over maatschappelijke kwesties in Nederland toenemen. Sterker nog, mensen met een andere politieke voorkeur worden door Nederlanders een stuk negatiever beoordeeld dan mensen met een andere religie, opleidingsniveau of etniciteit. Hoewel Nederlanders het gevoel hebben dat meningsverschillen toenemen, blijkt uit het SCP-onderzoek dat er in de praktijk geen sprake is van toenemende meningsverschillen en verharding:
Op veel onderwerpen is meer overeenstemming dan mensen denken en onderlinge verschillen in opvattingen groeien niet, aldus de onderzoekers.
Deze inzichten worden bevestigd door nieuw promotieonderzoek van socioloog Quita Muis (Tilburg University). Uit het onderzoek blijkt dat de paniek over polarisatie grotendeels onterecht is. In veel gevallen delen mensen juist dezelfde opvattingen. Muis baseert zich op gegevens uit de European Value Study (EVS), een onderzoek dat al meer dan 35 jaar de meningen, waarden en houdingen van ruim 59.000 Europeanen in 36 landen in kaart brengt. De studie bestrijkt uiteenlopende thema’s, van politiek en migratie tot seksuele geaardheid.
Op basis van deze data kan worden gesteld dat we helemaal niet verder uit elkaar zijn gegroeid, maar eerder naar elkaar toe.
Verdeeldheid als verdienmodel
Hoe verklaren we dan dat mensen het gevoel hebben dat polarisatie steeds verder toeneemt, terwijl daar geen wetenschappelijke onderbouwing voor is? Het antwoord is eigenlijk vrij eenvoudig: omdat polarisatie werkt. Het wordt grotendeels kunstmatig in stand gehouden door politici en de media. Partijprogramma’s staan vol met claims dat het slecht gaat met het land, dat globalisering en immigratie een bedreiging vormen en dat we met z’n allen bezorgd zouden moeten zijn over wat er komen gaat. Grotendeels ten onrechte. Deze emoties worden vaak helemaal niet ondersteund door cijfers.
Uit onderzoek van IPSOS in 40 landen blijkt bijvoorbeeld dat mensen het percentage moslims in hun land stelselmatig te hoog inschatten. Bijvoorbeeld in Nederland, waar vaak gesproken wordt over de islamisering van het land, schatten mensen het percentage moslims in op 20 procent. Terwijl dit in de werkelijkheid 7 procent is.
Thomas Carothers en Andrew O’Donohue onderzochten voor hun boek ‘Democracies Divided’ (affiliate) de wereldwijde opkomst van polarisatie. In bijna alle onderzochte landen (van Brazilië en India, tot Polen en Turkije) bleken politieke leiders verdeeldheid doelbewust te hebben ingezet en uitgebuit voor hun eigen gewin. In plaats van hoop voor de toekomst, wordt er doelbewust een verlangen naar het verleden gecreëerd.
Niet alleen politici trekken alles uit de kast om verdeeldheid in hun voordeel te laten werken. Ook (social) media-platforms zijn erachter dat gepolariseerde content beter scoort dan genuanceerde boodschappen. Zo toont het algoritme van Facebook opzettelijk content die mensen boos maakt, omdat deze berichten zorgen voor de hoogste engagement en daarmee advertentie-inkomsten voor Facebook. Dit blijkt uit de beschuldigingen van voormalig medewerker en klokkenluider Frances Haugen. Ze verwijst hiervoor naar onderzoek dat Facebook zelf heeft uitgevoerd. Het onderzoek toont aan dat als ze het algoritme zouden veranderen om het veiliger te maken, mensen minder tijd op het platform zullen doorbrengen en daardoor op minder advertenties zullen klikken.
Begrijp me niet verkeerd: als we het gevoel hebben dat de polarisatie toeneemt, dan zijn we de facto ook meer gepolariseerd. Dat maakt het probleem dus niet minder urgent. Maar voor mogelijke oplossingen betekent dit wel dat we polarisatie anders moeten benaderen. Dan kunnen we het feit dat de werkelijke polarisatie niet overeenkomt met de ervaren polarisatie juist gebruiken.
Intolerantie voor onzekerheid
Een kijkje in ons brein kan hierbij helpen. Een studie over politieke polarisatie toont aan dat politiek gepolariseerde hersenen een intolerantie voor onzekerheid delen. Wetenschappers van Brown University gebruikten fMRI-technologie om de hersenactiviteit van toegewijde liberalen en conservatieven te meten, terwijl ze naar politieke debatten en nieuwsuitzendingen keken. De onderzoekers ontdekten dat een gepolariseerde perceptie het sterkst is bij mensen die over het algemeen de laagste tolerantie voor onzekerheid hebben. Dit toont aan dat een deel van de vijandigheid en het onbegrip dat we in de samenleving zien, niet te wijten is aan onverenigbare verschillen in politieke overtuigingen, maar wordt veroorzaakt door de onzekerheden die mensen in het dagelijks leven ervaren. Onzekerheden die mogelijk oplosbaar zijn.
Onderzoekers zagen dan ook geen effect van gepolariseerde perceptie bij video’s die op een neutrale, onpartijdige manier werden gepresenteerd. Dit betekent dat de breinen van liberale en conservatieve burgers niet fundamenteel van elkaar verschillen, zoals eerder werd beweerd. In plaats daarvan ontstaan ideologische verschillen in de hersenen door blootstelling aan specifieke, polariserende content. Dat betekent dat politieke tegenpolen elkaar wél kunnen begrijpen, als we maar de juiste manier vinden om met elkaar te communiceren. Tussen de extremen ligt geen gapend gat, maar een ruimte waar (vaak onopgemerkt) enorm veel consensus is.
AI to the rescue
Tegen de populaire opvattingen in kunnen juist algoritmen ons helpen om consensus te vinden. Algoritmen worden vaak verweten bij te dragen aan de (ervaren) polarisatie in een samenleving – en door het verdienmodel van Big Tech doen ze dat ook. Maar als je vergelijkbare algoritmen op een andere manier inzet en vanuit andere doelen optimaliseert, dan kunnen ze ook worden gebruikt om te laten zien dat meningsverschillen kleiner zijn dan verwacht. Technologie is immers niet inherent goed of slecht, het gaat erom hoe het wordt ingezet.
Een interessante tool om hier te bespreken is Pol.is, een open-source-platform voor het verzamelen en analyseren van inhoudelijke standpunten van grote groepen mensen. In tegenstelling tot veel andere platforms ligt de focus bij Pol.is op consensus. Het platform maakt met behulp van algoritmen inzichtelijk over welke standpunten de meeste mensen het met elkaar eens zijn.
Deelnemers kunnen standpunten en opmerkingen indienen die worden voorgelegd aan andere deelnemers. Met behulp van stemknoppen kunnen de deelnemers vervolgens aangeven of ze het ermee eens of oneens zijn, of dat ze een ander standpunt voorgelegd willen krijgen. Gebruikers kunnen zelf bepalen hoeveel standpunten ze willen evalueren en of ze nuances willen aanbrengen. Op basis van de stemmen worden deelnemers door het algoritme in opiniegroepen ingedeeld. Hierbij wordt vastgelegd over welke standpunten mensen verdeeld zijn en waarover consensus bestaat. Standpunten die bij verschillende groepen draagvlak krijgen komen bovendrijven, terwijl de uitspraken die zorgen voor verdeling naar de bodem zinken. Op deze wijze kunnen duizenden deelnemers gelijktijdig honderden standpunten evalueren, zonder dat mensen elkaar overschreeuwen. Deze digitale inspraak-tool wordt inmiddels wereldwijd gebruikt. Van de Verenigde Staten tot Taiwan.
Consensus rondom Uber
Zo werd Pol.is in Taiwan onder andere ingezet om Uber te reguleren. De taxidienst breidde zich enorm snel uit in Taiwan, wat de traditionele taxi-industrie woedend maakte. Uber-chauffeurs waren niet verplicht om een beroepslicentie te hebben en betaalden andere belastingen dan lokale bedrijven. Klanten genoten echter van goedkopere tarieven en meer gemak. Door de verschillende stemronden in Pol.is ontstonden er vier verschillende opiniegroepen: taxichauffeurs, Uber-chauffeurs, Uber-passagiers en andere passagiers. Er bleek veel meer consensus te zijn tussen deze groepen dan aanvankelijk werd gedacht. En de regelgeving werd aangepast.
Uiteraard werpen digitale tools weer nieuwe drempels op. Daarom is het van belang om online tools te combineren met offline inspraakmogelijkheden. Het voorbeeld uit Taiwan (vTaiwan) is hierbij interessant, omdat ze participatie benaderen als een proces en niet als losstaande activiteit. Pol.is is slechts een van de onderdelen, ze leunen er niet volledig op. Doordat het proces wordt opgedeeld in verschillende fasen, kunnen burgers zelf bepalen waaraan ze willen deelnemen.
Wil je alleen een probleem opperen? Prima. Maar als je uitgebreid met stakeholders in gesprek wil gaan, dan kan dat ook. Daarbij wordt er een palet aan tools ingezet. Zowel online als offline. Dit maakt dat mensen met verschillende participatiebehoeften op verschillende manieren kunnen deelnemen.
De hamvraag is nu: hoe kunnen we consensus als verdienmodel gaan zien?