Innovatie

5 manieren om met desinformatie om te gaan

0

Desinformatie is iets wat we liever niet tegenkomen. Toch kan het lastig zijn om te voorkomen dat onjuiste informatie wordt verspreidt. Lees in dit artikel welke interventies desinformatie bestrijden.

Achtergrond
Dit is het 2e artikel in een serie van 4 over desinformatie. In het vorige artikel gaven we antwoord op de vraag wat desinformatie is. In dit artikel gaan we in op interventies die desinformatie bestrijden.

Interventietypen

De bestrijding van desinformatie vindt plaats in vele vormen: van cyberoorlog tot mediawijsheid en van censuur tot aan fact-checking. En dan zijn er bijvoorbeeld nog interventies in de vorm van debunking, flagging en straatepistomologie. Het is lastig om door de bomen het bos te zien. Daarom is het nodig een vorm van ordening aan te brengen in de wirwar van opties.

Doelgroepen

Een manier om ordening aan te brengen in de anti-desinformatie interventies is door te kijken naar de doelgroepen waarop zij zich richten. In principe bestaan er volgens de definitie van de Europese Unie slechts twee doelgroepen:

  1. Zij die bedriegen.
  2. Zij die bedrogen kunnen worden.

Onder de bedriegers vallen allen die desinformatie creëren, presenteren en verspreiden.

Lastig in te delen

Een lastige groep om in te delen, is de groep gewone mensen die desinformatie verspreiden uit gewoonte. Enerzijds zou deze groep kunnen vallen onder de bedriegers omdat zij desinformatie verspreiden. Anderzijds kan de groep gezien worden als bedrogenen omdat zij in de trucs van de bedriegers trapten. Belangrijk is dat de bedrogenen, die zonder slechte bedoelingen desinformatie verspreiden, ongewild flinke schade kunnen aanrichten.

Een vergelijkbaar probleem bestaat met betrekking tot media en sociale media. Media geven vaak een platform aan verspreiders van desinformatie vanuit het rechtvaardigheidsprincipe dat alle partijen gelijkelijk gehoord moeten worden. Ook als het gaat om vertegenwoordigers van een splintergroep met dubieuze financieringsbronnen. Lee McIntyre (Post Truth, 2018) stelt dat een discussie waaraan vertegenwoordigers van desinformatie deel nemen anders is. In een dergelijke discussie gaat het niet om partijen die met meningen proberen te overtuigen, maar om een partij die probeert te overtuigen tegenover een partij die probeert te onderwerpen.

Media laten zich volgens McIntyre door verspreiders van desinformatie gewillig gebruiken. Mede omdat zij er voordeel bij hebben; heftige confrontaties met extreme meningen leveren hogere kijkcijfers op en de confrontaties vragen om minder voorbereiding dan een inhoudelijke behandeling van een onderwerp. Maakt dat media tot bedriegers of bedrogenen?

En wat denken jullie van social media? Hun verdienmodel sluit naadloos aan op de handelwijze van de bedriegers. Zij faciliteren het onderdompelen van mensen in informatie met de belofte dat dit het gedrag van deze mensen kan veranderen. Daarbij is het niet van belang of het gaat om koopgedrag of om stemgedrag. Maakt dat social media tot bedriegers?

Aanpassingen

Het lijkt zinnig voor media en social media om een derde doelgroep in het leven te roepen: tussenpersonen. Deze tussenpersonen fungeren als willig doorgeefluik. Van dit doorgeefluik moet transparantie, aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid geëist worden, zodat zij zich niet kunnen verschuilen achter het argument dat ook zij bedrogen zijn.

Anders dan de tussenpersonen zijn gewone burgers die desinformatie verspreiden geen professionals. De definitie van de Europese Unie geeft echter geen handvaten om te besluiten of zij tot de bedriegers of bedrogenen behoren. Er is een nieuw criterium nodig om deze beslissing te kunnen maken. Een goed criterium zou zijn: is de verspreiding van desinformatie gecoördineerd? Als burgers aangestuurd worden door de verantwoordelijken voor desinformatie, of hun medewerkers, dan behoren zij tot de groep van bedriegers. Zo niet, dan zijn zij bedrogenen.

Doelgroepenordening

De ordening in doelgroepen maakt het makkelijker voor beleidsmakers en bestrijders van desinformatie om een specifieke interventievorm te kiezen. Voor elke doelgroep bestaan er specifieke typen interventies om in te zetten. Zo kunnen interventies met betrekking tot ontvangers van desinformatie zich richten op:

  • betere informatie voor deze doelgroep (van bewustmakingscampagnes tot fact-checken),
  • op het verbeteren van mediawijsheidvaardigheden (bijvoorbeeld prebunking), of
  • op de maatschappelijke gevolgen van desinformatie (bijvoorbeeld steun verlenen aan de omgeving van geradicaliseerde vrienden of familieleden).

Met betrekking tot tussenpersonen kunnen:

  • technische interventies ingezet worden (bijvoorbeeld: algoritme transparantie of algoritme keuzevrijheid),
  • financiële interventies (bijvoorbeeld het steunen van kwaliteitsmedia), of
  • juridische interventies (bijvoorbeeld nieuwe wetgeving).

En met betrekking tot producenten is er de keuze uit:

  • technische interventies (bijvoorbeeld cyberoorlog of kunstmatige intelligentie hints),
  • financiële interventies (het verdienmodel ondergraven),
  • juridische interventies (censuur, smaadprocessen), of
  • politieke interventies (diplomatie). 

Historische ordening - het Drog Interventie Model (DIM).

Historische ordening – het Drog Interventie Model (DIM)

Desinformatie past zich aan, evolueert en baseert zich op telkens nieuwe uitgangspunten. De bestrijders van desinformatie reageren daarop. Het gevolg is het ontstaan tot op heden van vijf generaties interventies die elk een ander probleem zien, eigen analysen op het probleem loslaten en met eigen interventies komen. De vijf generaties vertegenwoordigen elk een thematische aanpak van overheden en semi-overheden op een specifiek moment. De generaties kunnen door bestrijders van desinformatie gebruikt worden als een zich uitbreidend keuzemenu door zich af te vragen: welke generatie sluit het best aan bij mijn analyse van het probleem en bij de mogelijkheden van mijn organisatie?

Gen 1: strategische communicatie

De eerste generatie interventies stamt uit 2012. De directe aanleiding ervoor was het rekruteren van medestanders door ISIS. Het probleem dat werd geïdentificeerd, was buitenlandse inmenging in binnenlandse aangelegenheden. De analyse van het probleem was dat de eigen burgers een tekort hadden aan juiste informatie en daardoor vatbaar waren voor de buitenlandse informatie. De oplossing volgens deze generatie is dan ook om burgers beter te informeren met behulp van grote strategische communicatie campagnes. Verantwoordelijk voor het verstrekken van juiste informatie zijn (militaire) inlichtingendiensten en niet-gouvernementele organisaties. Zo kun je een weerbaardere civil society creëren. Een voorbeeld van een Gen-1 interventie is het razendsnel publiceren van militaire informatie over bewegingen van Russische legereenheden vlak voor de inval in Oekraïne in 2022. Zo ondermijnen ze eventuele Russische desinformatie die zou beweren dat de verantwoordelijkheid voor de inval bij Oekraïne ligt.

Gen 2: debunking

Vanaf 2014 werd er gereageerd op een tweede desinformatie-dreiging: het winnen van verkiezingen door populisten. Deze populisten maakten veelvuldig gebruik van ‘alternatieve feiten’ en beschuldigden tegenstanders van het strooien met ‘fake news’. Volgens de tweede generatie interventies is het derhalve nodig om voor informatie het kaf van het koren te scheiden. Het grote publiek dient geïnformeerd te worden welke beweringen op feiten stoelen en welke verzinsels zijn. Het vlaggenschip van deze generatie interventies is ‘fact-checken’. Wetenschappers en journalisten die hun expertise inzetten om het betrouwbaarheidsgehalte van verstrekte informatie vast te stellen.

Gen 3: prebunking

De focus van een deel van de volgers van desinformatie richtte zich vanaf 2018 niet zo zeer op onware feiten, maar op complete complottheorieën. Deze complottheorieën bestaan uit een ratjetoe van bijeengeharkte beweringen die vaak met elkaar strijdig zijn. De derde generatie van interventies concentreert zich op de incoherentie van desinformatie. Er wordt verondersteld dat als burgers leren zien hoe onlogisch en onjuist verspreiders van complottheorieën redeneren, ze zich er beter tegen kunnen wapenen.

De derde generatie interventies streeft ernaar burgers als het ware in te enten tegen het virus van desinformatie. Met behulp van bijvoorbeeld spelletjes als Bad News dienen mensen inzicht te krijgen in de methoden van de verspreiders van desinformatie door deze zelf te leren gebruiken. Het gevolg van hun kennismaking met desinformatiemethoden is dat mensen beter in staat zijn de methoden te herkennen.

Gen 4: denial of service

De uitbraak van de pandemie bracht een infodemie met zich mee. En die leidde in 2020 tot een vierde generatie interventies van hardere methoden om desinformatie tegen te gaan. In plaats van burgers weerbaarder te maken, kwam de nadruk te liggen op het zo veel mogelijk hinderen van desinformatie. Om zo de stroom tot stilstand te brengen, of in ieder geval behapbaar te maken. Russische officiële mediakanalen werden verboden. Luide verspreiders van complottheorieën werden van sociale media afgegooid (of tenminste werden inkomsten uit hun publicaties geblokkeerd). En rechtszaken tegen desinformatie evangelisten als Alex Jones werden begonnen en gewonnen. Binnen de EU werd in korte tijd een set nieuwe regelgeving aangenomen om deze interventies wettelijk te onderbouwen.

Gen 5: interactie

De toon van het publieke debat verhardde na 2020. Kleine groepjes met extreme meningen begonnen discussies te domineren – tot ergernis van de meerderheid van burgers. De meerderheid en deze kleinere groepjes kwamen tegenover elkaar te staan. Terwijl de meerderheid van burgers die wetenschappelijk onderbouwde adviezen opvolgt en informatie uit media en van politici serieus neemt, verklaarden groepjes ‘niet meer mee te doen’. Deze groepjes voelden zich niet gezien en gehoord en meenden benadeeld of zelfs bedreigd te worden.

De meerderheid kijkt neer op de groepjes als luide aanhangers van feitenvrije fictie. De leden van de groepjes minachten de meerderheid als kritiekloze, volgzame schapen. Aangezien de minderheid niet meer bereikt kan worden door wetenschappers, beleidsmakers of politici, werkt de vijfde generatie interventies aan het samenbrengen van burgers uit de twee kampen in een dialoog. De gedachte hierachter is dat we naar elkaar moeten gaan luisteren, open en met respect, en moeten gaan begrijpen hoe we tot onze verschillende opvattingen komen. Een eerste stap is ons ‘naïeve realisme’ doorbreken: het idee dat wij zelf objectief naar de werkelijkheid kijken terwijl alle anderen geplaagd worden door vooroordelen.

DIM en het standaardmodel.

DIM en het standaardmodel

Het is mogelijk de generaties een plaats te geven binnen het desinformatie standaardmodel. De plek die zij binnen het model innemen, toont welk deel van de keten zij willen doorbreken zodat schade aan democratie, mens en milieu kan worden voorkomen.

MissieEen vijandige organisatie creëert “aantoonbaar foute of misleidende informatie … voor economisch gewin of om het publiek opzettelijk te bedriegen”
EmissieTroll farms en spin doctors presenteren “aantoonbaar foute of misleidende informatie”Gen 1: Strategische communicatie
TransmissieEigen media kanalen en ‘useful idiots’ verspreiden “aantoonbaar foute of misleidende informatie”Gen 4: Denial of service
RemissieSociale media echo bubbels zorgen ervoor dat “aantoonbaar foute of misleidende informatie” blijft hangen
InmissieEr worden gepersonaliseerde boodschappen gestuurd naar individuen om deze de “aantoonbaar foute of misleidende informatie” te laten consumerenGen 2: Debunking
Gen 3: Prebunking
(C)ommissieEr wordt mogelijk schade in het publieke domein veroorzaakt. “Schade in het publieke domein bestaat onder meer uit bedreigingen voor democratische politieke en beleidsvormingsprocessen en voor openbare goederen zoals de bescherming van de gezondheid van de EU-burgers, het milieu of de veiligheid.”Gen 5: Interactie

Vervolg

In het 3e artikel presenteren we onze kritiek op het standaardmodel. Zoals al naar voren kwam in dit artikel kent het model tekortkomingen. Deze tekortkomingen zijn geen ‘bug’ maar een ‘feature’ van het standaardmodel.