Nederlands vs. Vlaams: onzin kletsen of zwanzen, wablief?
Toen ik in 2010 vanuit het verre, koude, door ijsberen bevolkte Nederland naar het land van mijn zuiderburen verhuisde, ontdekte ik al gauw dat het Nederlands-Nederlands regelmatig verschilt van het Belgisch-Nederlands. Nu, tien jaar later, hoor ik van mijn klanten dat ze hetzelfde ervaren. Het gaat om Nederlanders die hun bedrijf hebben uitgebreid naar België of om Belgen die dit hebben gedaan in Nederland.
Behoor jij tot één van deze groepen? Doe dan je voordeel met deze verklarende woordenlijst voor Nederlandse ondernemers die België willen veroveren (en vice versa). Dan sta je nooit meer met een mond vol tanden wanneer een Vlaming tegen je zegt dat hij morgen met zijn remorque bij jouw bedrijf langskomt. Of wanneer die gekke Nederlander tegen je zegt dat hij met zijn gympies in de hondenpoep heeft gestaan.
Gaat heel deze lijst nuttig zijn voor jou?
Nee. Maar wel vermakelijk.
Natuurlijk zal je branche sterk bepalen welke woorden je in België of Nederland vaak zal gebruiken of horen. Voor een Nederlander die in België een horecazaak opent, is het relevant om te weten dat een Vlaming een aardappel (en dus niet een frietje) bedoelt wanneer hij spreekt over ‘een patat’. Iemand die een liftenfabriek wil opzetten, zal daarentegen minder vaak geconfronteerd worden met de Vlaamse betekenis van een knolgroente.
Ik durf echter met zekerheid te zeggen dat deze lijst met 39 verschillen ook woorden bevat die voor jou relevant zijn.
De woordenlijst
1. Ochtend vs. voormiddag
Wat de Nederlander zegt: morgen of ochtend
Wat de Vlaming zegt: voormiddag
Wanneer een Nederlander spreekt over de morgen of de ochtend, bedoelt hij alles voor 12 uur ’s middags. Heeft hij het over de middag, dan doelt hij op de periode van 12 tot 18 uur. De voormiddag is voor hem de eerste helft van die periode, dus van 12 tot 15 uur.
Wanneer een Vlaming het daarentegen heeft over de morgen of ochtend, bedoelt hij de periode tot een uur of 9. (Ik heb hierover na zoveel jaren nog nooit een duidelijk antwoord op kunnen krijgen van een Vlaming!) Hoe dan ook, de voormiddag begint voor de Vlaming wanneer de ochtend eindigt en duurt tot het middaguur, 12 uur dus. Alles na het middaguur is de namiddag.
2. Receptie vs. onthaal
Wat de Nederlander zegt: receptie
Wat de Vlaming zegt: receptie of onthaal
Uit de context kan de Nederlander vaak wel opmaken wat de Vlaming bedoelt met ‘meld u aan bij het onthaal’, en andersom zal dat ook wel gelden. Maar het kan geen kwaad om ‘onthaal’ in deze lijst te vermelden. Niet iedereen is goed in dingen opmaken uit contexten.
3. Pinnen vs. met de kaart betalen
Wat de Nederlander zegt: pinnen
Wat de Vlaming zegt: met de kaart betalen
Sinds de komst van Albert Heijn naar België zijn steeds meer Vlamingen bekend geraakt met het fenomeen pinnen. Appie heeft immers nooit de moeite genomen om hun borden met ‘pinkassa’ en ‘Pinnen? Ja, graag!’ naar het Vlaams te vertalen. Desondanks voelt het voor de Vlaming nog steeds als een buitenlands woord. Bovendien: niet iedere Vlaming koopt bij Albert Heijn. Als Nederlander in Vlaanderen spreek je dus beter niet over ‘pinnen’.
Andersom kan je als Vlaming in Nederland ook beter niet zeggen dat je met de kaart wil betalen. Een Nederlander denkt dan dat je het hebt over een kredietkaart (die in Nederland overigens creditcard wordt genoemd), en dus niet over een normale (Maestro-)bankkaart.
4. Vakantie vs. verlof
Wat de Nederlander zegt: vakantie
Wat de Vlaming zegt: vakantie of verlof
Beide versies worden doorgaans wel door beide groepen begrepen, maar er is onmiskenbaar een voorkeur voor één van de twee:
Nederland: ‘Oom Arie kan weer geen vakantie nemen omdat hij altijd in zijn snackbar moet werken.’
België: ‘Nonkel Jef kan weer geen verlof nemen omdat hij altijd in zijn frituur moet werken.’
5. Voorpremière vs. avant-première
Wat de Nederlander zegt: voorpremière
Wat de Vlaming zegt: avant-première
De Nederlanders combineren een Nederlands woord met een Frans woord. De Vlamingen combineren een Frans woord met nog een Frans woord. Tja, als je dan toch aan het lenen bent, waarom ook niet?
6. Kont vs. poep
Wat de Nederlander zegt: kont
Wat de Vlaming zegt: kont of poep
Ik herinner mij dat een Vlaams meisje tegen mij zei: ‘Oei, ik heb een natte poep.’ Ik was geschokt. Ik dacht: waarom vertelt ze mij dat haar kak nat is? Wat bleek: ze had net gefietst en haar zadel was nat van de regen. Daarom was haar achterwerk vochtig.
Let ook op het verschil in betekenis in het woord ‘poepen’. In Nederland betekent dit uitsluitend ‘kakken’, terwijl het in Vlaanderen óók het hebben van geslachtsgemeenschap kan betekenen. Lieve Vlamingen, kunnen jullie uitleg geven over deze bizarre dubbele betekenis?
7. (Onzin) kletsen vs. zwanzen
Wat de Nederlander zegt: (onzin) kletsen
Wat de Vlaming zegt: zwanzen
Niets aan toe te voegen. Niet te veel zwanzen, dat is mijn motto.
8. Snelweg vs. autostrade
Wat de Nederlander zegt: snelweg of autosnelweg
Wat de Vlaming zegt: autostrade
Laat één ding duidelijk zijn: ook in Vlaanderen heet een autosnelweg officieel gewoon een autosnelweg. Ik denk dat de Belgische overheid echter vergeten is om dit tegen haar volk te zeggen, want niemand gebruikt dit woord.
In plaats daarvan gebruikt de Vlaming het woord ‘autostrade’, een Italiaans leenwoord. Nog vreemder is het dat de Vlaming het Italiaanse meervoud gebruikt als enkelvoud. (Het Italiaanse enkelvoud is gewoon ‘autostrada’.)
9. Tosti vs. croque-monsieur
Wat de Nederlander zegt: tosti
Wat de Vlaming zegt: croque-monsieur
In Nederland bestel je bij een brasserie een tosti met ham en kaas.
Bij de Zuiderburen bestel je daarentegen een croque-monsieur. Wil je er een spiegelei bovenop? Zeg dan tegen Jefke dat je een croque-madame wil. In het Vlaams woordenboek vind je nog enkele interessante varianten…
10. Total loss vs. perte totale
Wat de Nederlander zegt: total loss
Wat de Vlaming zegt: perte totale
Geen van beide volkeren was in staat om zelf een woord te bedenken. Allebei hebben ze leentjebuur gespeeld in een andere taal.
Overigens wordt de Vlaamse variant bijna altijd uitgesproken als pertotal.
11. Aanhangwagen vs. remorque
Wat de Nederlander zegt: aanhangwagen
Wat de Vlaming zegt: aanhangwagen of remorque
Remorque… een bijzonder verwarrend leenwoord dat door een Nederlander nooit begrepen zal worden (tenzij hij toevallig een topper in Frans is).
Het meest onbegrijpelijke Vlaamse woord met een Franse oorsprong is trouwens caoutchoucbotten, wat rubberlaarzen betekent. Ik maak geen grapje.
12. Zwager vs. schoonbroer
Wat de Nederlander zegt: zwager
Wat de Vlaming zegt: schoonbroer
Ook al ben ik als geboren Nederlander opgegroeid met het woord ‘zwager’, ben ik groot voorstander van ‘schoonbroer’. Een Nederlander heeft het immers ook meestal gewoon over een ‘schoonzus’ en niet over een ‘zwagerin’. En ook gebruikt hij woorden als ‘schoonmoeder’, ‘schoonvader’, ‘schoonouders’ en ‘schoonfamilie’. Waarom dan ineens dat rare woord ‘zwager’?
13. Gympie vs. sportschoen
Wat de Nederlander zegt: gymp of gympie
Wat de Vlaming zegt: sportschoen
Sinds ik in Pulp Fiction de scène met The Gimp heb gezien, vind ik het maar raar om mijn sportschoenen met een gelijkklinkend woord aan te duiden. Bovendien heeft een Vlaming geen idee waar je het over hebt.
14. Kopje vs. tasje
Wat de Nederlander zegt: kopje
Wat de Vlaming zegt: kopje of tasje
Een Vlaamse collega vroeg mij of ik koffie wilde. ‘Ja, dank je,’ antwoordde ik. Waarop ze zei: ‘Ik zal je een tasje geven.’
Mij verbaasd achterlatend verdween ze naar de keuken. Ik dacht: koffie in een tasje?! Een plastic tasje? Een linnen tasje?
Enkele minuten later kwam ze terug met een kopje koffie. En zo leerde ik dat Vlamingen uit tasjes drinken.
Een beetje zoals de Duitsers: eine Tasse Kaffee.
15. Schrikken vs. verschieten
Wat de Nederlander zegt: schrikken
Wat de Vlaming zegt: schrikken of verschieten
Mijn ervaring is dat een Vlaming meestal verschiet, en niet schrikt.
16. Ham vs. hesp
Wat de Nederlander zegt: ham
Wat de Vlaming zegt: ham of hesp
Algemeen Nederlands is voor alle taalgebieden ‘ham’, maar ‘hesp’ behoort in Vlaanderen wel degelijk tot de standaardtaal. Mijn favoriete variant is trouwens het Limburgse sjónk.
17. Bezem vs. keerborstel
Wat de Nederlander zegt: bezem
Wat de Vlaming zegt: bezem, borstel of keerborstel
Wanneer je als Vlaming tegen een Noorderbuur zegt dat hij een borstel moet pakken en de vloer moet vegen, zal hij je heel raar aankijken. (En als hij niet al te snugger is vervolgens met een haarborstel de vloer beginnen kuisen.)
18. Vrachtwagen vs. camion
Wat de Nederlander zegt: vrachtwagen
Wat de Vlaming zegt: vrachtwagen of camion
Wederom sijpelt het Frans door in het alledaagse Vlaams: ‘Jefke heeft zijn frituur verkocht en rijdt nu op de camion.’
19. Nieuwsgierig vs. curieus
Wat de Nederlander zegt: nieuwsgierig
Wat de Vlaming zegt: nieuwsgierig of curieus
Voor een Nederlander betekent ‘curieus’ uitsluitend ‘eigenaardig’. In Vlaanderen heeft het inderdaad ook deze betekenis, maar óók een andere: die van nieuwsgierig. Deze situatie is ontstaan door verwarring met de valse vrienden curieux (Frans) en/of curious (Engels).
20. Stomerij vs. droogkuis
Wat de Nederlander zegt: stomerij
Wat de Vlaming zegt: droogkuis
Verwarrend genoeg bestaat er in Vlaanderen ook het woord ‘droogkast’, wat in Nederland een ‘wasdroger’ wordt genoemd.
Met de uitspraak van menig Vlaming klinken ‘droogkast’ en ‘droogkuis’ identiek in de oren van de Nederlander. Bron: eigen ervaring.
21. Postbode vs. facteur
Wat de Nederlander zegt: postbode
Wat de Vlaming zegt: postbode of facteur
‘Facteur’ is een dialectwoord, maar wel één die je regelmatig hoort. Handig om als Nederlandse import-Belg de betekenis te kennen dus.
22. Koelkast vs. ijskast
Wat de Nederlander zegt: koelkast
Wat de Vlaming zegt: frigo of ijskast
‘Frigo’ wordt door elke Vlaming gebruikt. ‘IJskast’ daarentegen is vooral een Antwerps ding, is mijn ervaring.
Opmerkelijk feit: mijn moeder, die in Rotterdam is geboren, heeft het ook over ‘de ijskast’.
23. Fuseren vs. fusioneren
Wat de Nederlander zegt: fuseren
Wat de Vlaming zegt: fusioneren
Het samengaan van het Nederlandse Ahold en het Belgische Delhaize in 2016 was volgens de Nederlandse betrokken een kwestie van ‘fuseren’ en voor de Vlaamse betrokkenen een kwestie van ‘fusioneren’.
24. Houden van vs. graag zien
Wat de Nederlander zegt: houden van
Wat de Vlaming zegt: houden van of graag zien
‘Ik zie u graag,’ zegt de Vlaming wanneer hij of zij van je houdt. Mijn Vlaamse vriendin zegt het gelukkig heel vaak tegen me.
25. Vastgoed vs. immo
Wat de Nederlander zegt: onroerende goederen of vastgoed
Wat de Vlaming zegt: immobiliën of immo
De Vlaamse variant is een leenwoord uit het Duits. Het Belgische equivalent van funda.nl heet immoweb.be.
26. Baan vs. job
Wat de Nederlander zegt: baan
Wat de Vlaming zegt: job
Een Engels leenwoord aan de Vlaamse kant van de grens. Geloof nooit iemand die zegt dat Vlamingen de Nederlandse taal ‘puurder’ houden.
Wat in Nederland een werkstudent heet, heet overigens in Vlaanderen een jobstudent.
27. Lijst vs. kader
Wat de Nederlander zegt: lijst
Wat de Vlaming zegt: kader
We hebben het hier over de inkadering van bijvoorbeeld een schilderij. Een boodschappenlijst heet in Vlaanderen gewoon een boodschappenlijst.
28. Een klacht indienen vs. een klacht neerleggen
Wat de Nederlander zegt: een klacht indienen
Wat de Vlaming zegt: een klacht neerleggen
Ik heb al vaak een klacht moeten neerleggen in Vlaanderen. Man man man, die bureaucratie hier!
29. Studentenkamer vs. kot
Wat de Nederlander zegt: studentenkamer
Wat de Vlaming zegt: kot
Een Nederlandse student gaat op kamers, zijn Vlaamse tegenhanger gaat op kot. Na tien jaar in België ben ik nog altijd niet gewend aan het woord ‘kot’. Het woord doet mij denken aan een bouwval, een krot, een varkensstal, en zeker niet aan een woonruimte voor mensen. Maar dat ben ik. Niets van aantrekken.
30. Magnetron vs. microgolf(oven)
Wat de Nederlander zegt: magnetron
Wat de Vlaming zegt: microgolf(oven)
Nooit ofte nimmer zal je in Nederland het woord microgolfoven of in Vlaanderen het woord magnetron horen, tenzij uit de mond van een immigrant zoals ik.
31. Camper vs. mobilhome
Wat de Nederlander zegt: kampeerauto of camper
Wat de Vlaming zegt: mobilhome
Het Nederlandse camper wordt op zijn Engels uitgesproken, dus ‘kemper’. Het Vlaamse mobilhome wordt uitgesproken alsof de letter ‘h’ niet in het woord staat: mobiloom.
Laten we het erop houden dat ‘kampeerauto’ de beste variant is vanuit het oogpunt van een taalpurist. (Wat ik overigens niet ben, dus waarom begin ik erover?)
32. Oom vs. nonkel
Wat de Nederlander zegt: oom
Wat de Vlaming zegt: oom of nonkel
‘Nonkel Jef zit weer pinten te hijsen op café.’ Wat me eraan doet denken dat een biertje in Vlaanderen een pintje heet.
33. Vouwen vs. plooien
Wat de Nederlander zegt: vouwen
Wat de Vlaming zegt: vouwen of plooien
Een Nederlander kent wel degelijk het woord ‘plooien’, maar dan als zelfstandig naamwoord: ‘Ik streek de plooien uit mijn broek nadat ik van de barkruk was gedonderd.’ Als werkwoord zal een Nederlander het woord echter nooit gebruiken, iets wat de Vlaming wel doet: ‘Nonkel Jef zat rond zijn barkruk geplooid nadat hij zijn twintigste pintje had gedronken.’
Bonusinfo: een vouwfiets wordt in Vlaanderen ook wel een plooifiets genoemd.
34. Eerstejaarsstudent vs. schacht
Wat de Nederlander zegt: eerstejaarsstudent
Wat de Vlaming zegt: (een) eerstejaars of schacht
Het woord ‘schacht’ is overgenomen uit de Vlaamse soldatentaal, waar het nieuweling betekent. Google ook eens de term ‘schachtenpap’. Bah bah.
35. Bouwplaats vs. werf
Wat de Nederlander zegt: bouwplaats
Wat de Vlaming zegt: (bouw)werf
Soit, een Vlaming zal ‘bouwplaats’ heus wel begrijpen en een Nederlander is echt wel slim genoeg om te snappen wat een bouwwerf is. Maar toch mag het kleine verschil in terminologie vermeld worden, dunkt mij.
36. Dierentuin vs. zoo
Wat de Nederlander zegt: dierentuin
Wat de Vlaming zegt: dierentuin of zoo
Het is vooral de Vlaamse uitspraak die het voor Nederlanders moeilijk maakt om het woord ‘zoo’ te begrijpen. In een geschreven versie kan je het nog linken aan het Engelse woord, maar uit de mond van een Vlaming klinkt het eerder als ‘zo’, als in: ‘Zo dadelijk sleep ik nonkel Jef aan zijn haren het café uit.’
37. Infuus vs. baxter
Wat de Nederlander zegt: infuus
Wat de Vlaming zegt: baxter
De Vlaamse versie is een typisch geval van merkverwatering, want Baxter is een Amerikaanse fabrikant van medische apparatuur. Hetzelfde lot onderging in Vlaanderen het balpenmerk Bic: ‘Nonkel Jef had zoveel gedronken dat hij dacht dat zijn bic een sigaret was.’
38. Bleekwater vs. javel
Wat de Nederlander zegt: bleekwater
Wat de Vlaming zegt: bleekwater of javel
‘Javel’ komt van het Franse eau de Javel, genoemd naar Javelle, een voormalig dorp bij Parijs waar het gemaakt werd. Je spreekt het uit als ‘zjavèl’, met de ‘zj’ van jus d’orange.
39. Kofferbak vs. koffer
Wat de Nederlander zegt: kofferbak
Wat de Vlaming zegt: koffer
In Nederland wordt het woord ‘koffer’ uitsluitend gebruikt om een valies mee aan te duiden. In Vlaanderen wordt óók het achterste deel van de auto de koffer genoemd, wat (hypothetisch gezien) kan resulteren in zinnen als: ‘Schatteke, doe je even de koffer in de koffer?’
Bonusronde!
Ook interessant zijn woorden die in beide taalgebieden gebruikt worden, maar in elk gebied een andere betekenis hebben:
Doorgaan
- Betekenis in Nederland: nog even doorwerken
- Betekenis in Vlaanderen: naar huis gaan
Wanneer de in Vlaanderen werkende Nederlander zijn collega hoort zeggen ‘Ik ga door’, zal hij heel verbaasd zijn om hem vervolgens naar huis te zien gaan. Wanneer een Nederlander die woorden zegt, bedoelt hij juist dat hij nog even verder werkt.
Enerverend
- Betekenis in Nederland: op een prettige manier opwindend
- Betekenis in Vlaanderen: stress veroorzakend
Ik noemde ooit een ritje in een achtbaan ‘enerverend’ in het bijzijn van een Vlaamse. ‘Oei,’ vroeg ze bezorgd, ‘vond je het zo onaangenaam?’ Ik bedoelde er juist het tegenovergestelde mee.
Wil je meer woorden leren die door Vlamingen en Nederlanders verkeerd begrepen kunnen worden? In dit artikel deel ik er nog meer. En heb je zelf nog een goede aanvulling, dan lees ik dat graag in de comments!