6 woorden welke je beter kunt schrappen: eindredactie-tips
Wil je ‘netjes’ schrijven? Dan overdrijf je al snel. Voor je het weet, klink je als een allang gepensioneerde ambtenaar met stoffige taal uit 1950. Benieuwd naar de zes hardnekkige woorden welke, nee, díé ik als eindredacteur en tekstcorrector zoveel mogelijk schrap? Lees verder!
Makelaars zijn er berucht om: ‘de tuin, welke op het zuiden gelegen is’. Dat tenenkrommende woord woekert als onkruid door tal van taaie teksten. Gelukkig verzetten veel mensen zich tegen die ‘verwelking’. Er zijn meer van die stijlbloempjes om uit je schrijftaal te wieden, zoals echter en – misschien tot je verrassing – deze.
1. Echter
‘De tekst moest in heldere taal. Dat was echter geen eenvoudige klus.’ Geen wonder: echter is een typisch ‘moeilijk woord’. Het is formeel en daardoor begrijpen mensen de zin minder snel. Bovendien zitten er haken en ogen aan de zinsconstructie.
Om met dat laatste te beginnen: ‘Echter was dat geen eenvoudige klus’ vinden sommige mensen wel goed Nederlands en andere niet. ‘Echter, dat was geen eenvoudige klus’: die zin kan wel, maar zit toch nogal uitzonderlijk in elkaar. Het gaat dus snel mis met dat woord. En het klinkt hoe dan ook wat houterig, want ‘echter’ bekt nooit lekker. Het is pure schrijftaal.
Alternatieven zijn er gelukkig genoeg: ‘Maar dat was geen eenvoudige klus.’ ‘Toch was dat nog niet zo simpel.’ Met maar heb je altijd een bruikbare optie (tip: ja, daar mag je een zin mee beginnen). En vaak is er ook iets met toch, wel of nog te verzinnen dat in de context past.
2. Indien
“Indien de front-end op een gelijke wijze blijft doordraaien”: zelfs op Frankwatching glipt zo’n zin er een enkele keer doorheen. Indien, waar heb je dat woord eigenlijk voor nodig als je gewoon als kunt schrijven? Misschien heb je geleerd dat ‘als’ te algemeen is en ‘indien’ en ‘wanneer’ preciezer zijn. Vergeet dat maar. ‘Als’ is altijd duidelijk.
Nog een parel uit een corona-advies op een site voor ondernemers: “Indien er sprake is van een kantoor met een vergaderruimte is het aantal medewerkers te beperken.” Die zin illustreert meteen dat er vaak meer mis is met een zin dan alleen dat ene woord ‘indien’. Gooi meteen de hele zin maar om: ‘Als u op kantoor vergadert, doe dat dan met minder mensen.’
Ook voor de vaste combinatie indien nodig kun je best iets alledaagsers gebruiken. Zo nodig, als het moet, als het nodig is, anders… En ‘indien gewenst’ betekent natuurlijk gewoon als je/u wilt. Wat zullen we eens verzinnen voor ‘indien van toepassing’?
3. Deze
Hier lusten conducteurs wel pap van. “U kunt hier overstappen op de sprinter naar Roosendaal. Deze vertrekt van spoor 1.” Ja, het kán natuurlijk best. En toch klinkt die een stuk vlotter dan deze. Minder formeel, minder gedragen, minder bedacht. Bedenk maar eens wat je zou antwoorden op de vraag: ‘Waar vertrekt de trein naar Roosendaal?’ Niet ‘Deze’, maar ‘Die vertrekt van spoor 1’, natuurlijk.
(We hebben het hier over het zelfstandig gebruikte ‘deze’, zonder zelfstandig naamwoord erachter. Deze trein, deze adviezen e.d.: prima, al geldt ook voor het ‘goede deze’ dat overdaad schaadt.)
Je kunt dagelijks talloze keren zo’n net-niet ‘deze’ lezen. Probeer eens een tijdje die of ze te lezen in plaats van ‘deze’ en je merkt dat het werkt. Een paar voorbeelden van Frankwatching:
- Zijn jouw tools niet GDPR-compliant, maar blijf je deze toch gebruiken?
- De titel van je artikel of blog is het eerste wat de potentiële lezer leest. Deze moet dus de aandacht grijpen.
- Experimenteer eens met reactievideo’s. Deze zijn nu enorm populair.
Dat bekt allemaal beter met ‘ze’ of met ‘die’, vind je ook niet?
Een puntje van aandacht: ‘deze’ en ‘die’ horen bij de-woorden. Hoewel je zinnen als de volgende vaak tegenkomt, zijn ze toch echt fout: ‘Heb jij een boek geschreven en wil je deze uitgeven?’ De eenvoudige oplossing: verwijs naar het-woorden met ‘het’ (‘dit’ is een tikje formeel, ‘dat’ is nadrukkelijk). Twijfel je over het woordgeslacht, zoek het dan even na.
4. Welke
Makelaarstaal noem ik het, maar andere beroepsgroepen kunnen er ook wat van: te pas en te onpas welke gebruiken. Laatst hoorde ik het een autoverkoper zelfs zéggen: ‘de modellen welke in de showroom staan’. Waar leren ze dat in vredesnaam?
Voor alle juristen, rapportenschrijvers en andere gewichtigdoeners: ‘welke’ is alleen normaal Nederlands in een vraag. ‘Welke dag is het vandaag?’ Als betrekkelijk voornaamwoord (het verwijswoord na een zelfstandig naamwoord) gebruik je die of dat: content die, klanten die, een onderzoek dat. ‘Welke’ in plaats van ‘die’ is zó ouderwets dat het kolderiek is, en bij het-woorden is ‘welke’ zelfs grammaticaal fout.
Het is opvallend dat dat superformele ‘welke’ zelfs in de eenentwintigste eeuw behoorlijk vaak opduikt. Ik denk dat het komt doordat mensen steeds meer moeite hebben met ‘de’ en ‘het’, en dus met de keuze tussen ‘die’ en ‘dat’. Als je het écht niet weet, wordt de kans op óf lelijk óf fout taalgebruik te groot. Kleine moeite om even het juiste verwijswoord te checken.
5. Haar
- De outdoor-retailer Bever heeft het in haar content nu over ‘micro-avonturen’.
- De overgrote meerderheid vindt dat het merk haar naam moet behouden.
Ligt het aan mij of kom jij ook om de haverklap haar en zij tegen als verwijzing naar bedrijven, landen, steden et cetera? Onder het mom van verzorgde taal zien veel schrijvers zulke entiteiten als vrouwelijk. Het is iets abstracts, of een organisatie, of … tja, waaróm zou het eigenlijk vrouwelijk zijn?
In de regel klopt het niet. De meeste eigennamen zijn onzijdig: het-woorden dus. Het bekende Frankwatching, het Nederland van nu. En daarom: Frankwatching biedt zijn lezers veel moois, Nederland toont zich van z’n beste kant.
De foute vrouwelijke verwijzingen zijn zó hardnekkig dat ze misschien ooit wel goed worden. Toch is er behalve de grammaticaregels nog een goede reden om ze te mijden. Namelijk: in spreektaal komen ze vrijwel nooit voor. Het Nederlandse Nederlands reserveert ‘zij’ en ‘haar’ voor vrouwen en meisjes; wij ‘doen’ vrijwel niet meer aan vrouwelijk geslacht bij gewone woorden.
Ook hier geldt weer: check bij twijfel het woordgeslacht van een woord of naam. Of formuleer nog wat spreektaliger en grijp gerust naar het meervoud. ‘Bij CoolBlue weten ze hun klanten te laten lachen.’
6. Te
“Over enkele ogenblikken komen wij aan te Den Haag Centraal.” Ja, daar is de conducteur weer.
Te is hier echt een beetje té. Je komt aan ‘in Den Haag’ of ‘op Den Haag Centraal’. Anders dan in en op is te een erg formeel voorzetsel. Je neemt het nooit spontaan in de mond. Je bent geboren ‘in’ (niet ‘te’) Maastricht, je werkt ‘in’ (niet ‘te’) Amsterdam.
Te allen tijde, ten tweede, ter overweging: alleen in oudere uitdrukkingen, met naamvallen en al, heeft het voorzetsel ‘te’ in je teksten bestaansrecht. ‘Te’ is het tegenovergestelde van levendige taal: aldus opgemaakt te, overleden te. Laten we ‘te’ ten grave dragen!
(Ter voorkoming van misverstanden: niks mis met ‘goed te lezen’, ‘beginnen te begrijpen’ en ‘een te gek huis te koop’.)
Betrappen
Hoe betrap je jezelf op zulke woorden? Door wat je schrijft hardop voor te lezen, tijdens het schrijven of daarna. Wedden dat je in een spontaan gesprek nooit ‘echter’ en ‘indien’ gebruikt? Dat wordt altijd ‘maar’ en ‘als’. Klinkt beter, leest beter, dus schrijf die gewone woorden op in plaats van hun formele tegenhangers.
Sterke schrijftaal lijkt op spreektaal: in een vlotte geschreven tekst staan zo min mogelijk typische schrijftaalwoorden. Bestaan er twee opties, kies dan wat zo goed mogelijk klinkt als je het uitspreekt. Doordat je een tekst die je leest ook vaak een beetje ‘hoort’ in je hoofd, haper je niet bij ‘die’ en wel bij ‘deze’ (een beetje). Lekker lezen? Minder ‘deze’. ‘Echter’ en ‘haar’? Liever ‘hun’ en ‘maar’.
Er zijn nog tientallen van die stijve, ouderwetse woorden die je tekst bederven: reeds, doch, voorts, tevens, middels, betreffende, dienen te, hetgeen, wederom. Ze komen gelukkig minder voor dan de zes gevallen hierboven en vallen dus meer op. Alle reden om ook die draken te verslaan. Alternatieven vind je onder meer bij Onze Taal.