In de ban van nepnieuws: het belang & gevaar van factchecking
De president van Amerika verspreidt nepnieuws, in minstens 18 landen was tijdens recente verkiezingen sprake van online manipulatie en desinformatie en acht op de tien jongeren ziet het verschil niet tussen echt nieuws en nepnieuws. Onafhankelijke factcheckers worden steeds belangrijker, maar wie checkt hen?
Factchecks bundelen
Onlangs lanceerde The Google News Initiative (een initiatief om ‘journalistiek vooruit te helpen in het digitale tijdperk’) een bèta-versie van Google Fact Check Tools. Het doel? Research voor journalisten makkelijker maken door alle factchecks die gedaan zijn over een onderwerp te bundelen, én ‘gewone’ gebruikers informatie te geven. Op dit moment hebben alleen factcheckers, journalisten en onderzoekers toegang tot de tool.
Google is niet de enige techreus die nepnieuws te lijf gaat. WhatsApp doet het door een melding bij doorgestuurde berichten en foto’s te plaatsen en Facebook ging in Nederland een samenwerking aan met Nieuwscheckers van Universiteit Leiden en NU.nl. Deze twee controleerden gerapporteerde berichten op Facebook op waarheid (inmiddels is alleen NU.nl hierbij nog betrokken). Ook werkt Facebook aan het herkennen van gemanipuleerde foto’s en video’s en nam de socialmedia-gigant een AI-startup over. Deze moet helpen bij het opsporen van nepnieuws en hield het een campagne om mensen te helpen nepnieuws te herkennen.
Gedragscode voor social media
Al met al een goede zaak dus, dat de platformen die het delen van nepnieuws simpel maken, zich ook bezighouden met het bestrijden ervan. Ook tegenstrijdig, want deze partijen verdienen vaak aan clicks en views. Tegelijkertijd is het vertrouwen van gebruikers in het medium van belang en dat vertrouwen is in gevaar. De grote techreuzen ondertekenden eind september een zelfopgestelde gedragscode om de verspreiding van nepnieuws te voorkomen.
En dat is hard nodig. Om een paar voorbeelden te noemen: een kwart van de berichten op Twitter over de Duitse presidentsverkiezingen was volgens de OESO junk news. Bij de Franse presidentsverkiezingen was dat nog meer: een derde. En bij de verkiezingen in de VS zelfs de helft. En hoewel ik dit al behoorlijk schokkend vind, is het misschien nog wel erger dat Twitter hier te weinig aan doet. De vers ondertekende gedragscode moet werken op basis van zelfregulering. Degene die hier nog vertrouwen in heeft, mag zijn hand opsteken… Ook de Europese Commissie lijkt niet helemaal gerustgesteld: ze wil de eerste resultaten eind 2018 analyseren. “Should the results prove unsatisfactory, the Commission may propose further actions, including actions of a regulatory nature.”
Ook factchecks kunnen achterhaald raken
De Europese Commissie wilde behalve de gedragscode voor social media ook een Europees netwerk van betrouwbare factcheckers. Want volgens de Commissie wordt de democratie en de samenleving ondermijnd door nepnieuws. Ga maar na: onderwerpen als gezondheidszorg (vaccinaties!), klimaat, veiligheid, terrorisme en migratie zijn belangrijk oor de samenleving. Maar de debatten erover worden volgens de Volkskrant ‘systematisch vervuild door nepnieuws’.
Een gevaar bij factchecks is dat ze achterhaald kunnen raken. Nieuwe onderzoeken kunnen tot nieuwe inzichten leiden, terwijl door een factcheck iets ‘voor eeuwig’ de waarheid lijkt te zijn. Bovendien biedt een initiatief als Google Fact Check Tools volgens Mevan Babakar, werkzaam bij een factcheck-organisatie Full Fact, alsnog de mogelijkheid een leugenachtig verhaal te vertellen. “How do we stop this (from) being the place you go to better cherry-pick statistics that help shape a fraudulent narrative?”, zegt ze tegen Poynter. Door dingen weg te laten, kun je inderdaad een heel ander verhaal vertellen.
Wie bepaalt wat nepnieuws is?
Dit roept de vraag op: wie bepaalt wat nepnieuws is? Moeten we dat wel aan een overheidsinstantie zoals de EU overlaten, met als risico misschien wel censuur? Bovendien: wie checkt de factcheckers op zorgvuldigheid?
Wat zijn jouw gedachten over nepnieuws en factcheckers?